maandag 22 juli 2013

Hete bliksem

Het is heet. Bijna té heet. Ik weet dat in een land met een slechte reputatie van chronische weerhypochonders het niet beleefd, netjes of passelijk is om na maanden van zeikweer weer te zeiken als de zon eens uitbundig schijnt, maar toch...

Jaren terug was ik eens op tournee met een bandje, The Wanderscircus. Met een vrolijke mengeling van pop en folk en twee leden uit de voormalige Frank Boeijen groep, waren we uitgenodigd om op een resort van Shell te komen spelen, midden in de jungle van Gabon. Na een aantal vluchten, aflopend van een grote Boeing tot een klein, olie spuitend cesnaatje dat een afwijking naar links had, die gelukkig maar helaas ruimschoots gecompenseerd werd door het extreem rechtse karakter van de verdacht naar wiskey ruikende piloot, kwamen we uiteindelijk, na nog slechts een uur of vier durende hernia rit in een landrover langs intens groene bomenrijen over rode zandwegen op onze bestemming aan. Even dachten we dat de bewoners van het resort, die in grote getale uitbundig juichend aan de zwaarbewaakte poort stonden, gewoon blij waren om ons te zien, maar achteraf bleek de mysterieuze inhoud van de piepschuimen box die wij gedurende de gehele reis met ons leven moesten bewaken, de werkelijke bron van deze vreugde te zijn... Wij waren ingehuurd om tijdens de jaarlijkse Hollandse avond rond de pool, die versierd was met kartonnen Amsterdamse huisjes, klompjes en tulpen, de maaltijd van een ruime keus aan Hollandse stamppotten met worst op te leuken. Het hoogtepunt zou het verdelen van het zilte goud zijn die wij in onze piepschuimen schatkist meegevoerd hadden: Zoute Haring.

Ik zal het Shell resort in Gabon niet snel vergeten. De extreme tegenstrijdigheden van Nederlanders die een stukje thuis  trachten vast te houden in een vijandige natuur was bijna aandoenelijk, maar meer nog, schrijnend. De blonde kindjes die in de netjes aangelegde speeltuin speelde werden altijd vergezeld door een oudere jongen met een gevorkte stok, om de eventuele giftige slangen in de zandbak te vangen. De nette tuintjes en eigengekweekte groentes werden steevast geparasiteerd door inheemse soorten, allesetende mieren of nijlpaarden, die 's nachts door het ijzeren hekwerk braken om zich te goed te doen aan van thuis meegesmokkelde  rozen, buxushaagjes in de vorm van datzelfde nijlpaard en de extreem grote kroppen sla, spitskolen en weelderige aardbeienveldjes. Het was dweilen met de kraan open. In de nette Nederlandse woonkamertjes hupte de kleine groene kikkertjes vrolijk rond, liepen hele families kakkerlakken in de schoonste keukens die ik ooit heb gezien ongestoord heen en weer en overal hing er een niet aflatende geur van diesel die iedere avond gespoten werd om de grootste golf aan ongedierte te bestrijden.  Familiepotten met malariapillen stonden steevast tijdens iedere maaltijd naast de appelmoes en de, net als alles wat je daar te eten kreeg, uit blik afkomstige geserveerde groenten. Huidkanker in de vorm van grote aantallen vlekken met lange witte haren waren eerder regel dan een uitzondering, net als de angstvallig verzwegen geslachtsziektes bij de mannen die 's avonds nog wel eens een biertje gingen drinken in het naburige dorp...

Wij hebben in 10 dagen een stukje Afrika gezien door de ogen van Nederlanders die daar eigenlijk helemaal niet wilde zijn. Dat gold vooral voor de vrouwen van de mannen die daar werkten, aangezien het niet toegestaan was dat partners naast de kinderen nog andere werkzaamheden dan de huishouding mochten uitvoeren...

Al was het even mogen besturen van de Cesnaatje van de chef boven de jungle, het door modderpoelen mogen rijden met een landrover en het kunnen vliegeren aan een prachtig strand waar je struikelde over de palmnoten een bijzondere ervaring, toch was daar altijd de van olie druipende, dreigende hand van Shell aanwezig. Vanuit de lucht zag je de containerkolonnes, voorafgegaan door enorme bulldozers die alles op hun weg platmaaide en de weg baande voor de dood en bederf die daarna zou volgen. De oneindige aantallen zwarte olieputten en de bijbehorende oliepoelen die als stinkende wonden het landschap ontsierden, spraken donkere boekdelen. Het uitzicht voor de kust werd ontsierd door ver in de zee gelegen olietransport platformen, waar reuzentankers dagelijks af en aan meerden om hun zwarte goud op te halen. En de schaarse plaatselijke bevolking die niet voor Shell werkte was nauwelijks beter af dan diegene die met het afbranden van bossen, het stropen van de plaatselijke beschermde bosolifant of het exploiteren van hun dochters of zonen probeerde te overleven in een land dat het hunne niet meer was...

Op de derde dag werden wij meegenomen door de vrouwen om de savanne te bekijken. Na de tweede dag begonnen de alleen maar groene bomen met de onvermoeibare maar onzichtbaar brullende apen al behoorlijk op onze, door de malariapillen enigzins paranoïde zenuwen te werken, dus dit leek ons een welkome afwisseling. Helaas was het gekwebbel van de vrouwen nog erger dan het gebrul van de apen, en het zo gemiste uitzicht waarvan we wilde genieten op de savanne, werd wreed verstoord door de campingtafel met Brabants Bont, de peperkoek en de kannen met slappe koffie die samen met de uitklapbare oranje stoelen neergezet werden. Of de weinige wilde dieren die direct op vlucht sloegen afgeschrikt waren door de geur van de koffie of de wedijver tussen de verschillende parfums die de vrouwen droegen om hun zwetende oksels te maskeren zal ik nooit weten...  

We smachtten naar een stukje Afrika, maar hadden onze ziel aan de duivel verkocht en waren gedwongen om foute covers te spelen op de Hollandse avond, het volkslied  van zowel Nederland als Gabon te vertolken tijdens het bezoek van de minister van Buitenlandse Zaken en moesten iedere keer weer beleefd de avances, sluiks toegeschoven bungalowsleutels en zwaar opgemaakte knipogen van overspelige resortdames weerstaan...

Op de laatste dag, verblijvend in het nog geen 2 sterren waard zijnde 5 sterren Hilton in de hoofdstad Liberville, maakte de gitarist en ik ons met tegenzin op voor een gearconditioneerde busrit over de markt. In plaats van iets van het 'echte' Afrika mee te mogen maken hadden we alleen maar de destructieve aanwezigheid van Shell mogen ervaren. We slopen stiekem via het zwembad weg, stapte in een taxi en probeerde de nietbegrijpende chauffeur duidelijk te maken ons buiten het centrum af te zetten. Een half uur later bevonden wij ons in een andere wereld. In de sloppenwijken van Liberville bevonden zich op iedere hoek van de met drek, dode beesten en afval bedekte straten kraampjes van het rode kruis, waar gratis condooms en voorlichting verstrekt werd. Verbijsterd en ontzet liepen we doelloos rond en kregen al snel door dat de aanwezigheid van twee blanken niet echt gewaardeerd werd. Nadat we een paar keer hardhandig door tegemoetkomende passanten aan de kant geduwd waren, ontstond er langzaam achter ons een dreigende menigte die ons steeds bijna inhaalde. We zette het op een lopen en vreesde voor ons leven. Overtuigd dat we gelyncht zouden worden doken we een plaatselijk barretje in, waarvan de bezoekers ons aankeken alsof ze een kwade geest zagen. We wisten niet wat te doen, maar voor ons op de grond zat een klein bloot jongetje te spelen met een van colablikjes en ijzerdraad gemaakt Cesnaatje. Aangezien ik inmiddels al enige ervaring met deze vliegtuigjes had, ging ik op mijn hurken voor hem zitten om met hem te spelen, wachtend op het kapmes dat me zo de hals door zou gaan snijden. 

Het was de uitbater zelf die ons uit ons lijden verloste. Hij wenkte ons dringend mee naar achter te komen, waarna hij ons in een uit Nederland afkomstige afgekeurde Volvo propte en zijn broer de opdracht gaf ons zo snel mogelijk terug naar het Hilton te brengen...

Daar aangekomen vonden wij onze gepikeerde bandgenoten, die volop klaagde over de met tomaten en rot fruit bekogelde busrit over de markt, waar ze klaarblijkelijk niet van genoten hadden. We hielden wijselijk onze mond en gingen op onze hotelkamer nog even natrillen van de schrik, maar vooral ook van het uitkomen van onze wens, die zich in alle grilligheid geopenbaard had...

Op de vlucht terug openbaarde zich nog iets. Naast een aantal souvenirs die ik gekocht had, bleek er nog een ongevraagd souvenir met mij mee te reizen... Gedurende ons hele verblijf hadden wij iedere dag op het resort hetzelfde eten voorgeschoteld gekregen: Continental Food. Frietjes, rijst of gekookte aardappels, een mengeling van blokjes groenten uit blik en doorgekookt rund, kip of varkensvlees. De avond voor ons vertrek hadden wij de uitnodiging van de Minister van buitenlandse zaken om naar de hoeren te gaan en ons te goed te doen aan gratis cocaïne, drank en donkere vrouwen tactvol afgeslagen en in plaats daarvan had hij ons meegenomen naar een klein paradijsje buiten de stad. In het midden van nergens bevond zich een betoverend mooi buitenrestaurant, waar we ons te goed hebben gedaan aan de plaatselijke specialiteiten. Deze plaatselijke specialiteiten bleken zich achteraf ook te goed hebben gedaan aan mij, want al in het eerste uur van onze lange vlucht kreeg ik een niet afnemende aanval van dunne broekhoest. Pas na een jaar toenemend ziek en zwaar afgevallen te zijn, bleek na een onderzoek van het tropenziekenhuis in Rotterdam dat ik een hele dierentuin in mijn darmflora meegenomen had uit Afrika. Met één pil en 3 dagen afzien was het probleem verholpen en slechts de beeldjes van gedroogde nijlpaardenpoep, het houten masker op de gang en de regenstok waar Jelle af en toe mee speelt herinneren mij aan mijn bizarre Afrika avontuur...

Ik weet het, het is warm. Zelfs mijn plantjes in de tuin hebben last van de hitte, maar hoeven gelukkig niet de hoeven van een nijlpaard te vrezen, het grootste roofdier in mijn tuin is meneer egel die zich tegoed doet aan de slakken en de vuilniszakken en zelfs de muggen die mij op het moment dat ik dit verhaal schrijf net zo lek proberen te prikken als het ingezakte zwembadje van Jelle, kan ik gelukkig zonder die gekmakende malariapillen lijdzaam ondergaan. Ik ben blij dat ik in het land leef waar iedereen, zelfs hoogzomer nog een schaduw heeft en waar de krappe groenstroken naast de rode fietspaden meer kleur en bloemen bevat dat het eindeloze groen langs de lange stoffige rode wegen in Gabon. De per ongeluk doodgereden kat op de weg naar mijn werk doet me een stuk minder dan de gestroopte olifanten die wij opgeblazen en stinkend langs onze weg door Gabon tegenkwamen en ook de bijbehorende zwermen vliegen doen de populatie afkomstig uit mijn eigen groenbak verbleken...

Vandaag viel de zoveelste beginnende vrucht van mijn Zuidafrikaanse pompoen. Is het hem niet heet genoeg? Te nat? Ik weet het niet. Wat ik inmiddels wel weet is dat sommige planten, net als sommige mensen, het niet goed doen in vreemde oorden. Onaangepast, vraatzuchtig of met een schrikbarend parasiterend karakter doen ze er meer kwaad dan goed. En dat geldt helaas ook voor sommige bedrijven...

P.s. Mijn Hollandse spruitjes doen het trouwens prima! Maar daarover later meer...




Geen opmerkingen:

Een reactie posten