woensdag 10 juli 2013

Fluitenkruid deel 2

...Ik was onrustig. Met mijn nieuw verworven zelfvertrouwen voelde de veilige mobiele haven van mijn ouders nog saaier en was ik dorstig op zoek naar een nieuw avontuur, waarvan ik bijna zeker wist dat dit op Camping Monucipal niet te vinden zou zijn. Toen ik aan het einde van mijn zoveelste rondje over het terrein was gekomen en de caravan van mijn ouders al in de verte op zag doemen, ving mijn oor een hoog, piepend geluidje op. Ik dacht eerst dat het een vogel was, maar toen ik op het geluid af liep zag ik een grote, brede man met zijn rug naar mij toe, zittend  op een klein campingkrukje, gebogen over een nog kleiner tafeltje. Het geluid kwam onmiskenbaar van hem vandaan, maar ik kon niet zien wat hij aan het doen was. Piep! Een hogere noot. Piep! Nog hoger. Ik sloop om zijn tent heen en zag, toen ik bijna voor hem stond, dat hij iets in zijn dikke worstvingers hield waar hij af en toe met een klein stokje in frunnikte en er dan weer op blies. 'Hoi' zei ik. 'Sssst' zei de man 'even stil zijn'. Ik was doodstil en keek met groeiende verbazing hoe er in zijn grote handen een minuscuul fluitje ontstond waarop hij, toen het klaar was, een betoverend mooi wijsje van Telemann liet horen. Ik was helemaal verkocht. 

Die middag heb ik uren voor het tafeltje van de Eindhovenaar gezeten, die me herhaaldelijk liet zijn hoe hij deze kleine 'ocarina' fluitjes van klei maakte, en vertelde dat hij deze tijdens braderieën in Nederland verkocht. Hij maakte deel uit van het middeleeuwse muziekgezelschap Ou Jolie Bois en verwees me door naar Hans Goddefroy, een hedendaagse speelman en beeldhouwer die gelukkig voor de wereld in de verkeerde eeuw geboren was...

Eenmaal in Nederland terug trok ik, inmiddels 13 jaren oud, de stoute schoenen aan en nam, zonder mijn ouders op de hoogte te stellen van mijn reis en zonder afspraak te maken met de Speelman, de trein naar Eindhoven. Toen ik aankwam op het station en de stad in wandelde liep ik aan het begin van  het winkelgebied tegen een zandstenen beeld aan van een doedelzakspeler. "Hans Goddefroy" stond er op het bronzen labeltje... 

Met een knoop in mijn maag verdwaalde ik net zolang totdat ik ineens voor een statig Pippi Langkous huis stond. Voor de stoffige ramen stonden instrumenten die ik alleen nog tegengekomen was in de 19e eeuwse Sem Dresden 'Ontwikkelingsgang der muziek van den oudheid tot onzen tijd' die ik ooit van mijn vader had gekregen. Voor de ramen op de tweede verdieping hingen tientallen marionetpoppen nieuwsgierig naar buiten te kijken, wachtend tot ze deel uit zouden kunnen gaan maken van de echte wereld daar buiten. De voordeur had geen bel, maar een bronzen klopper met een lachend gezicht dat ik herkende van de stenen doeldelzakspeler in het centrum. Hier was het...

Toen ik na een aantal keren kloppen op de grote, massief houten deur geen gehoor kreeg, liep ik om het huis heen en ging door de oude, openstaande poort de tuin binnen. Langs een pad vol beelden, rariteiten, potten en verwilderde struiken stak ik ietwat benauwd mijn hoofd door de open keukendeur en riep 'Hallo, goed volluk!' zoals het een goed Brabander beaamd...

'Dat muziekgezelschap ken ik!' hoorde ik een stem uit de keuken antwoorden en er verscheen een witharige Indische Kabouter met pretoogjes en een raar hoedje op in de deuropening. 'Ik ben Hans' zei ik. 'Ik ook' zei hij, 'Kom binnen!'

To be continued...



Geen opmerkingen:

Een reactie posten